Samen sterk
Het gedeeld waarnemen van een auditieve prikkel – zoals de rinkelende altaarbel – leidde tot een gevoel van verbondenheid, waarbij de luisteraar deel uitmaakte van eenzelfde akoestische gemeenschap. Dit idee van saamhorigheid versterkte het vreugdevolle karakter van de altaarbel tijdens de Sanctus. De officiële verklaring van de handeling onderlijnde dan ook dit ultieme doel van het gerinkel: “om het feestelijke karakter van het moment te benadrukken; als uiting van vreugde”. Het uitlokken van een blijmoedige sfeer door het maken van feestelijke muziek gericht aan God, werd eeuwen voordien al beschreven in Psalmen (98:4): “Juich, aarde alom, voor de Heer, zet de zang in, speelt op de snaren.” Het fenomeen van collectief luisteren naar verheerlijkende en opzwepende melodieën is van alle tijden en culturen. Recentelijk onderzocht Carolyn Birdsall de praktijk van gemeenschappelijk gecreëerde soundscapes in de context van Nazipropaganda; waarbij ze op overtuigende wijze beargumenteerde dat deze ‘affirmatieve resonanties’ werden ingezet om de legitimiteit van een groepsidentiteit te bekrachtigen. Een grootschalige inzet van affirmatieve resonantie overstemde dan ook het subjectieve (individuele) effect van geluid om tot een eensgezinde beleving onder de luisteraars te komen. Tijdens religieuze festiviteiten en processies werd om gelijkaardige redenen ostentatief belgerinkel gebruikt. De organisatoren speelden via deze weg in op de burgerlijke identiteit en trots, en poogden het saamhorigheidsgevoel onder de leden van de geloofsgemeenschap te versterken.

Onlosmakelijk verbonden met deze tactiek is het concept van soundmark, een specifieke toon of melodie die door de inwoners van de communiteit als uniek of speciaal wordt ervaren. In verscheidene steden werden zelfs enkel de mensen die binnen de akoestische arena van de belangrijkste soundmarks (zoals klokken) woonden als officiële burgers beschouwd. De grootte van een gehucht werd dus bepaald door zijn akoestische geografie. Hierin zit ook een territoriaal aspect vervat. Vanaf het einde van de 14de eeuw werd geluid of gezang steeds vaker ingezet als actieve oproep om een geloofsovertuiging te verdedigen. In religieuze teksten en sermoenen werd op frequente basis het idee naar voor geschoven dat het geluid van een bel of een klok méér betekende dan louter een signaal of een aankondiging. De klank had zowel een beschermende, een verdedigende als een activerende functie. Het belgerinkel verbreedde immers de akoestische horizon van de processie tot ver buiten het visuele bereik. Op deze manier hertekende de katholieke congregatie de grenzen van de sacrale geografie. In sommige gevallen werden processies zelfs bewust georganiseerd binnen een religieus gemengd district, om zo de religieuze ‘vrede’ uit te dagen. Kortom, geluid had de kracht om zowel te verenigen als te differentiëren. Dezelfde tactiek werd ook gebruikt door de protestanten. De beschrijvingen van hun strijdliederen door Marcus Van Vaernewijck (Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568) en Godevaert Van Haecht (De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders) zijn legio.
Een laatste vertakking van de unificerende karaktertrek is het impliciet in werking treden van een auditief akkoord binnen de akoestische gemeenschap. Doorheen de late middeleeuwen was het immers gebruikelijk om tijdens vredesproclamaties de klokken van kerken, kapellen en kloosters te luiden. Jacoba Van Leeuwen benadert deze praktijk als een dialoog tussen de wereldlijke macht en de gemeenschap. Via het klokkengelui werd de gehele communiteit betrokken, waarbij zij in ruil hun stilzwijgende steunbetuiging gaven.
Minstens even veelzeggend is de stilte die op het gerinkel van de altaarbel volgt. Haar oorverdovende kracht is bekend bij iedereen die heeft deelgenomen aan een minuut stilte ter nagedachtenis van een traumatische gebeurtenis. Stilte is een niet te onderschatten aanwezigheid, die de akoestische arena bovendien ontvankelijk maakt voor zwakke sonische gebeurtenissen die versluierde nuanceringen kunnen blootleggen. Op deze manier kan stilte in al haar complexiteit zelfs meer onthullen over de sociale en de culturele verhoudingen dan geluid. Stilte kan een stopzetting zijn van sociale activiteiten, een staat van psychologische rust, een krachtige en spraak-overstijgende emotie, een collectieve overeenkomst om de publieke soundscape te respecteren, een individueel gebed waarin er wordt gecommuniceerd met een godheid, of een punitieve reactie op overtredingen. Het gaat dus verder dan enkel de werkelijke stopzetting van omgevingsgeluid. In zijn totaliteit behelst stilte eveneens het bedwingen van de interne ruis, van de continue stroom aan gedachten, zodat de gelovige zich open kan stellen voor een spirituele dialoog. Stilte wordt op deze manier een moment van actieve reflectie en contemplatie. Tot slot is collectief zwijgen de ultieme manifestatie van sociale cohesie omdat stilte enkel kan bestaan wanneer alle aanwezigen zich hullen in stilzwijgen. Barbara Baert heeft er reeds op gewezen dat stilte een centrale component is van veel religies en rituelen. Nergens klinkt een gebed zo beladen als in een ruimte van stilte die de stem van de priester omlijst.