Kazuifel
Symbolisch gewaad van de priester

De kazuifel is een van oorsprong profaan kledingstuk; het was de mantel (casula) gedragen door reizigers in de Romeinse oudheid. Vervolgens werd hij bij de eerste christenen gedragen door de celebranten om zich te onderscheiden van de andere gelovigen. In de 8ste eeuw krijgt de kazuifel een louter liturgische betekenis als gewaad bij uitstek van de priester. De kazuifel wordt hem overhandigd bij zijn priesterwijding; enkel hij mag deze dragen en uitsluitend tijdens de eucharistieviering.
De kazuifel creëert op die manier identiteit: hij symboliseert de naastenliefde van de priester, de kern van Jezus Christus’ boodschap. Door zijn oorspronkelijke vorm omhult de kazuifel, zoals de liefde van Christus de priester omhult, en maakt zo van de priester een alter Christus. Het gebed dat de priester opzegt tijdens het ritueel van het aankleden vóór de mis getuigt van deze symbolische betekenis van het gewaad. Wanneer hij de kazuifel aantrekt, zegt hij:
Domine, qui dixisti: Jugum meum suave est et onus meum leve: fac, ut istud portare sic valeam, quod consequar tuam gratiam. Amen.
O Heer, U die gezegd hebt: mijn juk is zacht en mijn last is licht, geef mij dat ik dit juk en deze last zo mag dragen dat ik tot uw genade moge komen. Amen.
Vormen en versiering van de kazuifel: aanpassingen aan liturgische behoeften
Van oorsprong is de kazuifel een wijd en soepel gewaad dat vanaf de 4de eeuw wordt versierd met purperen banden (clavi). Deze banden worden breder en groeien uit tot aurifriezen: sierstroken in goud- of zilverborduurwerk met voorstellingen van evangelische thema’s. Met het toenemende symbolische belang van de kazuifel, worden de aurifriezen en het borduurwerk op het einde van de middeleeuwen steeds zwaarder. Het gewicht van de stof belemmerde de priester in het omhooghouden van de Hostie. Hij had dan ook de hulp nodig van acolieten om het gewaad op te tillen. Volgens liturgisten evolueerde de vorm van de kazuifel om de bewegingsvrijheid te vergroten: eerst naar een ovale vorm vanaf de 11de eeuw, en daarna naar een korter en meer uitgesneden model in de 15de eeuw.
In de 17de eeuw bestaat de kazuifel uit niet meer dan twee panden stof die over de voor- en achterzijde van het lichaam hangen. Het voorste pand heeft vaak de vorm van een viool (de ‘vioolkist’) en is korter, terwijl op het achterste pand een kruis staat.

Een heilig gewaad
De kazuifel is gewijd dus heilig. Indien de kazuifel in te slechte staat verkeert, is hij niet meer geschikt om de mis in op te dragen en kan hij worden ontwijd (rite van de exsecratie). Een grondige aanpassing aan de oorspronkelijke vorm kan daarentegen ook een nieuwe wijding verplichten. Een versleten gewaad wordt soms wel bewaard omwille van zijn schoonheid, zijn waarde of omdat het werd gedragen door een belangrijke persoon.

Een casestudie: de kazuifel van Jean de Romont (ca. 1500)
Bewaard in het Musée diocésain et Trésor de la Cathédrale van Namen