Skip to content Skip to main navigation Skip to footer

Het mobiliserend gerinkel van de altaarbel

Een voorloper van de altaarbel (andere benamingen: altaarschel, sanctus bel) was de squilla, een handbel met een schril gerinkel. Deze werd gebruikt als leidraad voor de zangers tijdens de misvieringen, en om bepaalde onderdelen van de mis aan te kondigen aan de congregatie. De oudste rituele toepassing van gerinkel voor een liturgische handeling, is het bellen vlak voor de consecratie. Het is moeilijk te achterhalen vanaf welk moment het gerinkel werd gelinkt aan de elevatie, maar de bronnen suggereren dat dit auditieve ritueel eind 12de eeuw-begin 13de eeuw zijn intrede deed. Voorts oefenden de toenmalige veranderingen in de kerkarchitectuur hun invloed uit. De gelovigen werden fysiek steeds meer van het altaar gescheiden door het koor, waardoor het voor hen soms onmogelijk werd om nog een blik te werpen op het altaar tijdens de eucharistie. Vanuit deze optiek was het gerinkel essentieel als auditieve tegenhanger. Vanaf de 15de eeuw werd ook het gebruik om te bellen bij het Sanctus gangbaar.

In de continu veranderende auditieve ruimte, probeerde de geestelijke via de altaarbel de aandacht van de gelovige naar zich toe te trekken. De omgevingsruis werd overstemd door één sensorieel aspect prominent aanwezig te stellen, in dit geval een plots geluid. De omsluitende ruimte verdween naar de achtergrond en de focus verschoof naar de geluidsbron. De akoestische arena strekte zich uit tot waar het gerinkel hoorbaar was voor de gelovigen. Het ritueel markeerde de ruimte en bakende haar af. In de druk bezochte kerken waren het wellicht vooral de niet-religieuze activiteiten die overstemd moesten worden. De meest voor de hand liggende functie van de ritus is dus het prikkelen en het kanaliseren van de aandacht, onder meer naar het wonder van de transsubstantiatie dat zich vooraan afspeelde. De auditieve aankondiging van het mirakel leidde tot een hernieuwde focus van de soezende of mediterende gelovigen die passief aan de misviering deelnamen. Officieel werd het belsignaal tijdens de consecratie omschreven als een ‘waarschuwende uitnodiging’ om het H. Sacrament te vereren. In het Drieluik met de Kruisafneming (1522) van Colyn de Coter is te zien hoe deze aankondiging zelfs letterlijk in beeld werd gebracht. De acoliet rinkelt de altaarbel met zijn ene hand, terwijl hij met de andere het altaargordijn opent en zo Christus presenteert aan de congregatie.

De aankondigingsfunctie door middel van geluid beperkte zich echter niet tot de fysieke begrenzing van de kerkmuren. De grote consecratieklok werd tijdens de elevatie geluid zodat degenen die niet in het gebouw aanwezig waren zich op het juiste moment naar de kerk konden richten, knielen en het H. Sacrament konden aanbidden. Wanneer het Sacrament zich buiten het kerkgebouw bevond, reisde het gerinkel dan ook gewoon mee. De presentie van het H. Sacrament werd via één of meerdere handbellen aangekondigd tijdens processies en wanneer het door de priester en zijn gevolg naar de zieken in stervensgevaar werd gevoerd.

Naast de uitnodiging tot verering – al dan niet vanop afstand – functioneerde het geluid ook om de gelovigen buiten de kerk tijdig naar de misviering te lokken. Het stichtingsdocument van de Antwerpse gilde van Onze-Lieve-Vrouwe-lof (1479) waarin de gang van zaken voor de dagelijkse plechtige lof werd gestipuleerd, bevatte in dat verband een duidelijke instructie: “Als dat luden ende beyarden vorscreven eyn half oere gedoert heft, so sellen sy eyn scelle luden alse lange als dat eyn her van den kappyttel, de heren van der stathus oft eyn guet man van synen hus te tyde mach komen in Onsen Frouuen kerke.” Gelijkaardige aansporingen om de misviering bij te wonen en de elevatie te aanschouwen, kwamen verder frequent aan bod in de misvruchten.