Skip to content Skip to main navigation Skip to footer

De eucharistie: hoogtepunt van de mis

Tijdens de mis worden het Laatste Avondmaal en het kruisoffer van Christus herdacht. De mis bestaat uit een vaste opeenvolging van momenten waarvan de eucharistie het allerbelangrijkste is. Dit ‘eucharistisch moment’ is opgebouwd uit verschillende riten: het offertorium (de offergaven worden naar het altaar gebracht, de in ampullen gegoten wijn en water worden gemengd), de consecratie (gebaar van het omhooghouden van de hostie en het de woorden van de consecratie), vervolgens de communie (breken van de grote hostie en uitdelen van de hostie).

De Gregoriaanse hervorming en het ontstaan van een nieuwe religiositeit gericht op de mensheid van Christus zorgen ervoor dat vanaf de 13de eeuw de eucharistische cultus wordt gepromoot. Er leeft een verlangen naar een grotere nabijheid van Christus en ‘zien om te geloven’. Als antwoord hierop wordt de rite ingevoerd van het heffen van de hostie. Deze rite doet de gemeenschap van gelovigen het heiligste moment van de mis beter begrijpen: dit van de verandering van het brood en de wijn in het werkelijke lichaam en bloed van Christus, volgens het dogma van de transsubstantiatie dat tijdens het Vierde Lateraans Concilie in 1215 werd verkondigd. Nadat het in de 16de eeuw tijdens de Reformatie door de protestanten ter discussie was gesteld, werd het dogma van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de hostie opnieuw bevestigd door de kerkelijke autoriteiten tijdens het Concilie van Trente.

Het vanaf het midden van de 14de eeuw erg populaire iconografische thema van de Gregoriusmis is een goede illustratie van het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het sacrament van de eucharistie. Volgens de legende probeerde paus Gregorius de Grote in het begin van de 7de eeuw iemand die twijfelde aan de transsubstantiatie met een gebed te bekeren. Daarop verscheen Christus op het altaar als de Man van Smarten wiens bloed in een kelk wordt opgevangen. Dit leidde tot een rijke iconografie waarbij de heilige paus de liturgische mis opdraagt terwijl Christus voor zijn ogen incarneert.

Bij het moment van de eucharistie hoort het gebruik van een hele reeks objecten: vaten (miskelk, ciborie, pateen, ampullen, pyxis, eucharistische duif …), houders (lunula, corporale …), doosjes (custodia, lunuladoos, hostiedoos, aanbiddingsdoos …) en instrumenten (mes, lepel …). De belangrijkste zijn die objecten die onmisbaar zijn voor de mis: de vaten die de heilige geconsacreerde materie bevatten, namelijk de pateen, de ciborie, de miskelk, evenals het textiel dat bij deze objecten hoort en dat dient om de inhoud te beschermen tegen vuil en heiligschennis, namelijk het kelkvelum, de palla, de corporale en de beurs. In rechtstreeks contact met de heilige geconsacreerde materie, hebben deze vaten een sacraliteit die ze kregen door de consecratie. Door deze sacraliteit staan ze hoog in de rangorde van liturgische objecten. Ze moeten dan ook uit kostbare materialen zijn vervaardigd en hun manipulatie is strikt bepaald. De cuppa van de miskelk en de ciborie moet bijvoorbeeld verguld zijn. Enkel geestelijken mogen deze geconsacreerde vaten aanraken

An het einde van de middeleeuwen ontstond de behoefte om het lichaam van Christus aanwezig in de hostie te aanbidden. Daarom ontwikkelde zich, naast de eerder genoemde objecten, een veelheid aan houders om de geconsacreerde hostie te tonen (ook Heilig Sacrament, Heilige Eucharistie of Corpus Christi genoemd): de eucharistische duif, de ciborie en vooral het ostensorium (of eucharistische monstrans). Het ostensorium staat centraal op Sacramentsdag, een ritueel van eucharistische aanbidding dat na de Contrareformatie aan belang wint en leidt tot het uitstallen van de heilige hostie.